Andrée Bonhomme

1905 - 1982

 
 
CD_Andree_montage.gif

Ter gelegenheid van het honderdste geboortejaar van Andrée Bonhomme verscheen de cd Andrée Bonhomme, een ontmoeting. Kijk op www.andreebonhomme.com om de cd te bestellen.

boek_cover_Andree_Bonhomme.jpg

De biografie van Andrée Bonhomme (1905-1982), leven en werk is verschenen bij uitgeverij TIC, Maastricht, 2015.

 

Andrée Marie Clémence Bonhomme werd geboren in Maastricht op 1 december 1905 en overleed te Brunssum op 1 maart 1982. De familie Bonhomme komt oorspronkelijk uit Frankrijk en vestigde zich in het midden van de achttiende eeuw in Maastricht. Nog als leerling op de lagere school kreeg Andrée pianoles van de in Maastricht zeer geziene pianiste Maria Gielen, die in 1922 haar privépraktijk onderbracht in de stedelijke muziekschool. Daarbij kwam Andrée onder de hoede van de eveneens gerenommeerde pianist Alphonse Crolla. In de jaren 1918-1921 bezocht zij de MULO. Ze had toen haar eerste prille compositiepogingen al achter de rug en voor zichzelf het besluit genomen 'in de muziek verder te gaan'. Haar vader had bezwaren en stond erop dat zij dan eerst een opleiding tot onderwijzeres zou volgen. Zo gebeurde en in 1924 behaalde zij de onderwijzersakte, in 1927 de hoofdakte. Nog tijdens de studie aan de kweekschool liet zij zich inschrijven aan de vakopleiding van de stedelijke muziekschool, die in 1924 (nb. niet in 1925!) was gefundeerd. De lessen begonnen per 1 januari 1925 en Andrée kreeg deze – behalve van haar vakdocent Crolla – van Henri Hermans (theorie en muziekgeschiedenis). Hermans was zowel directeur van de muziekschool als dirigent van het Maastrichts Stedelijk Orkest (MSO) en had zelf zijn opleiding in Aken en Luik voltooid.

Per 1 oktober 1927 werd Andrée in een tijdelijke aanstelling benoemd in het MSO als bespeelster van toetsinstrumenten. Enkele weken later debuteerde zij als soliste bij het orkest met een pianoconcert van Mozart. In die periode had de muzikale vakopleiding nog geen officiële erkenning en afstuderenden moesten dus een staatsexamen afleggen. In juli 1929 legde zij het theoretische gedeelte af, in juli 1930 het praktische. Beide examens werden gekwalificeerd als 'zeer goed'. Andrée had graag nog een hogere graad behaald voor het hoofdvak piano maar door familieomstandigheden kwam er van die studie weinig terecht. Wel legde zij in juli 1931 het theoretische gedeelte van de studie 'Piano-B' af (via het staatsexamen in Den Haag), opnieuw met uitstekende resultaten. Kort daarop kreeg zij een bijbaan aan de muziekschool te Heerlen, waar zij piano en theoretische vakken ging doceren.

In 1930 maakte Andrée persoonlijk kennis met de Franse componist Darius Milhaud (1892-1974). Hij had toen al enkele composities gezien, waarover hij zich waarderend had uitgelaten maar was van mening dat aan haar studie van het contrapunt nog veel moest gebeuren. Hij accepteerde haar aan het einde van dat jaar echter wel als leerlinge. Vanaf januari 1931 tot augustus 1939 – in juni 1940 vluchtte Milhaud voor de nazi's – was hij haar leermeester en reisde zij bijna iedere maand van Maastricht naar Parijs vice versa. Tijdens de oorlogsjaren waren er geen contacten maar vanaf september 1945 was er althans briefcontact. Tot een persoonlijke ontmoeting is het echter nooit meer gekomen. Het was bijzonder jammer dat het contact werd onderbroken, want in deze jaren ontstond Andrée's beste werk, het ballet Xanthis. Het werk was bedoeld voor een bekende balletdanseres, een achternicht, die in 1939 tijdens een tournee met haar gezelschap in Argentinië was gestrand. De partituur van Xanthis bleef liggen en is pas ruim zestig jaar later door een ander voltooid.

In de jaren 1930 vervulde Andrée haar orkestdiensten bij het MSO; als soliste heeft zij nooit meer opgetreden. Haar meest gewaardeerde 'solistische orkestpartijen' waren de celesta-solo in Tsjaikovski's Notenkraker en de pianopartij in de derde symfonie van Saint-Saëns. In het laatste geval zag zij zelfs kans de vierhandige partij (soms) met twee handen te realiseren.

In oktober 1940 ontvingen alle orkestleden een formulier waarop zij moesten verklaren geen Jood te zijn. Andrée weigerde als enige in het gehele orkest dit formulier in te vullen want, zoals zij aan een vriendin schreef:

Ik vind niet alleen de discriminatie van …. onze Joodse landgenoten verschrikkelijk, voor mij houdt de beschaving hiermee op. Ik heb grote bewondering voor de kunstenaars die het Duitse volk heeft voortgebracht maar voor het Duitse volk zelf niet meer. De [grote] Meesters … hadden geen noot op papier kunnen zetten als zij hadden kunnen zien hoe Duitslands mooie zonen zich in Europa misdragen en welke noemlooze [sic] ellende zij veroorzaken. En dan zitten er geregeld ook nog enkele van die moffen bij onze concerten....

Het vervolg kwam in maart 1942 met de dreiging van de Kultuurkamer, waarbij iedere Nederlandse kunstenaar – Joden uitgezonderd – zich verplicht moest aansluiten. Protesterende orkestleden werden 'overruled'; zij hoefden zich niet te melden want hun orkest werd collectief ingeschreven en zij waren dus automatisch lid. Het enige wat gedaan kon worden was ontslag nemen en wel op staande voet. Andrée had binnen het MSO als enige de moed om dit te doen. Hermans moest het ontslag noodgedwongen accepteren maar onmiddellijk na de bevrijding van Maastricht – september 1944 – kwam Andrée als orkestlid terug. Zelfs haar pensioenpremie was al die tijd doorbetaald en haar afwezigheid gewoon als diensttijd meegeteld.

Het is vreemd dat Hermans zich aan Andrée's werk zo weinig gelegen heeft laten liggen. Hij bracht alleen kleinere stukken ten gehore tijdens volksconcerten en dan nog mondjesmaat. Enkele delen uit Xanthis en het koorwerk Dansons la gigue werden tijdens een repetitie doorgespeeld, meer met het doel op- en aanmerkingen te maken, dan dat uitvoering daadwerkelijk in het vooruitzicht werd gesteld. Andrée zond de partituur van die delen uit Xanthis naar de commissie die de programma's van de Maneto-concerten (MAnifestatie NEderlandsche TOonkunst) moest bepalen en prompt werd het werk gekozen. Wegens de Duitse inval van mei 1940 ging het concert echter niet door. Een uitvoering werd toegezegd door het Utrechts Stedelijk Orkest (USO), dat voor die gelegenheid door Hermans zou worden gedirigeerd. Dit mislukte volgens de een omdat de orkestleden zijn 'plat Mestreechs' niet verstonden, volgens de ander omdat Hermans zich niet goed voelde. Willem van Otterloo nam de uitvoering over en deze zou naar verluidt goed zijn verlopen. Tot verdere uitvoeringen kwam het echter niet.

In het najaar 1944 maakte Andrée deel uit van de commissie die het al dan niet 'foute' gedrag van de orkestleden in Maastricht tijdens de oorlog moest onderzoeken en eventueel veroordelen. Er werden inderdaad enkelen tijdelijk geschorst en één zelfs ontslagen. Andrée werd er nooit op aangekeken. Anderzijds is het weer een blijk van vertrouwen dat de autoriteiten Andrée in die commissie benoemden en niet haar baas Hermans.

Hermans had gehoopt dat na de bevrijding de oude situatie zou terugkomen. Tot 1943 bestond het MSO namelijk uit een mix van professionele musici en amateurs, van wie velen een professioneel niveau hadden. Eind 1943 was vrijwel het gehele orkest geprofessionaliseerd, waarbij een aantal amateurs de beroepsstatus verwierf. Bij gebrek aan professionals in de eerste maanden van 1945 kwamen wel veel amateurs van vroeger in het orkest terug maar op den duur verdwenen zij weer. Waarschijnlijk heeft dit probleem bijgedragen tot de vrij onverwachte dood van Henri Hermans in februari 1947. In datzelfde jaar nam Andrée voor de tweede keer ontslag uit het orkest, dit keer voorgoed.

Kort na de algehele bevrijding van Nederland in mei 1945 was vader Jules Bonhomme overleden. In 1949 stierf MSO concertmeester Jules Dreissen, met wie Andrée een duo had gevormd. Het overlijden van drie mannen met wie zij een bijzondere band had, veroorzaakte bij Andrée een depressie die haar jarenlang de mogelijkheid tot componeren ontnam. En ook toen zij daartoe weer in staat was, bereikte haar werk nooit meer het niveau waarop het omstreeks 1940 had gestaan. Zij bleef tot haar pensioentijd verbonden aan de muziekschool te Heerlen – waar zij een zeer goede naam had (en nog steeds met ere genoemd wordt).

In 1970 ging zij met pensioen maar bleef nog enige tijd in dienst om enkele leerlingen tot een zeker niveau te brengen. In december 1972 werd zij door een hersenbloeding getroffen waarvan zij heel langzaam herstelde. Medio 1979 kwam zij in een verzorgingstehuis in Brunssum terecht. Haar verslaving aan roken (twee pakjes sigaretten per dag) werd haar uiteindelijk fataal. Met een brandende sigaret in de hand viel zij in slaap en liep door de daarbij ontstane brand ernstige verwondingen op. Zij overleed op 1 maart 1982 en ligt begraven bij haar ouders op het kerkhof aan de Tongerseweg in Maastricht.

In het vroege werk (tot ca. 1930) ligt haar muzikale stijl dicht bij de Franse laat-Romantici (Fauré, Saint-Saëns, Massenet) en sluit daarbij aan op hetgeen zij in haar omgeving dagelijks hoorde: het repertoire dat in Maastricht favoriet was. In haar latere werk (vanaf ca. 1930) verschuift de muzikale perceptie naar het Impressionisme, maar is ook een duidelijke tendens naar een eigen stijl waar te nemen, die in de loop van de jaren '30 steeds sterker wordt. Haar muziek blijft vrijwel steeds tonaal maar er worden septime- en none-accoorden gebruikt terwille van klankkleur en muzikaal effect. A-tonaliteit en dodecafonie heeft zij wel bestudeerd maar deze fenomenen heeft zij verworpen. Veel aandacht is besteed aan de instrumentatie maar zij schrijft soms minder gelukkig voor koperen blaasinstrumenten. Ook van slagwerk maakt zij verhoudingsgewijze zeer weinig gebruik, met een zekere voorkeur voor (loshangende) bekkens. Over het algemeen heeft zij voorkeur voor kleine vormen en korte stukken.

dr. Hans van Dijk

 
 

Selectie van werken

Xanthis 1938-1940 ballet
Trois paraphrases pour orchestre 1938 orkest
Le Tzigane dans la lune 1928 zang, viool en piano
Sonate 1943 viool en piano
In memoriam Henri Hermans op. 90 1947 cello en piano
La flûte de jade op. 67 1930 zang en piano/orkest
Le chant des guerriers op. 87 1941 mannenkoor

 

Kijk voor een volledig overzicht van het oeuvre van Andrée Bonhomme op www.andreebonhomme.com

Alle uitvoerbare composities (inclusief partijen) zijn verkrijgbaar bij de Stichting Andrée Bonhomme, Waltwilderstraat 23, 6215 JR, Maastricht. Alle composities voor orkest zijn ook verkrijgbaar bij de FASO. Alle manuscripten zijn te vinden in het archief Andrée Bonhomme in het Nederlands Muziek Instituut in Den Haag.