Franz Weisz (links) en zijn broers Simon en Dori (ca. 1925)

 
 

Franz (Ferenc) Weisz

1893 - 1944

 
 
 

Ferenc Weisz, geboren op 2 augustus 1893 in Boedapest, studeerde piano bij István (Stephan) Tomka en compositie bij Károly Agghazy, aan het Nemzeti Zenede, het Nationaal Conservatorium in zijn geboorteplaats. Hij rondde in 1914 zijn opleiding in beide vakken met uitmuntende resultaten af. In 1919 kreeg hij een aanstelling als leraar aan het conservatorium, maar wegens de slechte politieke omstandigheden en het toenemend antisemitisme onder de dictatuur van Miklós Horthy vertrok hij in 1920 naar Amsterdam, waar al decennialang familie van hem woonde.

In 1932 is Franz (zoals hij zich vanaf die tijd noemde) Weisz tot Nederlander genaturaliseerd. Van 1925 tot 1934 is hij getrouwd geweest met schilderes Henriëtte Roos. Weisz vestigde zich in Amsterdam als zelfstandig muziekleraar en componist; in januari 1925 werd hij ingeschreven als lid van Geneco, het Genootschap van Nederlandse Componisten. Hij gaf les aan huis en componeerde veel: oud-leerlingen herinneren zich dat hij tijdens de lessen altijd aan zijn bureau muziek zat te schrijven. Al snel na zijn aankomst in Nederland ontstond een goede band met Dirk Schäfer (de internationaal vermaarde pianist en componist) met wie hij in diens huis in Schoorl vele gesprekken over het pianospel voerde en voor wie hij grote bewondering had, zoals Weisz schreef in het boek Ter herinnering aan Dirk Schäfer 1873-1931. Zijn Suite für Klavier, gecomponeerd in 1922, droeg Weisz aan Schäfer op.

Dat Weisz veel componeerde blijkt uit het volgende: Karel Mengelberg, secretaris van Geneco, riep in het voorjaar van 1940 Geneco-leden op om "2 à 3 composities in bewaring te stellen … gezien de dreigende oorlog". Weisz antwoordde dat hij "80 à 100 pianocomposities" bezat. De muziekwerken die Weisz in de jaren 1926-1940 aan Geneco meldde in verband met de auteursrechten omvatten behalve pianocomposities (voor piano solo, piano in kamermuziekverband of piano met orkest) ook een enkel symfonisch werk en enkele werken voor cello of viool met orkest. Vijf composities liet Weisz in 1929 in Boedapest uitgeven (zie ‘Selectie van werken’ in de rechterkolom). Deze composities zijn in 2008 in de openbaarheid gebracht door Niek Verkruisen Azn, oud-leerling van Weisz en zoon van de pianohandelaar aan de Stadhouderskade in Amsterdam, waar Franz Weisz destijds kind-aan-huis was.

Van de manuscripten van Weisz is tot nu toe slechts een deel teruggevonden: een zestigtal pagina’s, enkele in netschrift, de meeste in notitievorm; voor het merendeel zijn de composities on-af, soms alleen een melodielijn, maar desalniettemin zorgvuldig van opusnummers voorzien (op. 49 t/m 104), gedateerd (1922-1931) en gesigneerd. Van het meest uitgewerkte, volledig in netschrift geschreven, 30 pagina’s tellende werk voor piano solo ontbreken helaas de eerste 9 pagina’s. De laatste twee delen (pag. 12 t/m 30, Scherzo en Carnaval) zijn compleet. “Capricieus, virtuoos, rijk geornamenteerd, een mix van late romantiek en quasi geïmproviseerde salonmuziek met een vleugje impressionisme, niet verwant aan Bartók”, aldus typeert Henri Nijsten de muziek van Weisz in zijn artikel Alexander Borovsky en zijn assistent Franz Weisz (EPTA Piano Bulletin, september 2011). In de serie Uilenburger concerten werden werken van Weisz ten gehore gebracht door Marcel Worms (2009) en Marianne Boer (2010). Beide concerten werden uitgezonden op Radio 4.

Als pianist trad Franz Weisz enkele malen als begeleider op van violisten Alfred Indig en Alexander Moskowsky. Veel succes oogstte hij samen met pianiste Olga Moskowsky met de première van Scaramouche, suite voor twee piano’s van Darius Milhaud (1938).

In 1938 werd Weisz benoemd tot assistent van Alexander Borovsky, de destijds vermaarde Russische pianist, die een ‘meestercursus’ ging geven aan het Amsterdams Muzieklyceum. Toen Borovsky aan het begin van de Tweede Wereldoorlog naar Amerika vluchtte, bleef Weisz lesgeven, zowel aan het Amsterdams Muzieklyceum als bij hem thuis. Hij was van mening dat hij, omdat hij zich nooit met politiek had ingelaten, niets te vrezen had. Hij liet zich in 1942 Nederlands Hervormd dopen en kreeg een persoonsbewijs waarop stond ‘bis auf weiteres vom Arbeidseinsatz freigestellt’- maar het mocht niet baten: In mei 1943 werd hij in de Deurloostraat 74 hs opgehaald en naar Westerbork getransporteerd. In januari 1944 kwam hij in Theresienstadt aan, waar hij in mei de Tsjechische violist Karel Fröhlich in een recital begeleidde (Muziek in Theresienstadt 1941-1945, door Joza Karas, vertaald door Theodore van Houten, Panta Rhei, 1995). Op 28 september 1944 ging Franz Weisz op transport naar Auschwitz, waar hij twee dagen later werd gedood.

Annette de Klerk

 
 
 

Selectie van werken

Konzertetüde 1913 voor piano
Suite für Klavier 1922 voor piano
Nocturne 1924 voor piano

 

Een volledige werkenlijst van Franz Weisz is te vinden op Forbidden Music Regained.