Marius Flothuis
1914 - 2001
Veel werken van Marius Flothuis zijn uitgegeven door Donemus en verkrijgbaar in de webshop.
Twee werken die Marius Flothuis in Kamp Vught componeerde zijn door Eleonore Pameijer (fluit) en Marcel Worms (piano) opgenomen op de cd ‘Treasures’.
Marius Flothuis was behalve componist musicoloog, programmeur en muziekcriticus. Hij heeft in al die hoedanigheden een belangrijk stempel gedrukt op het muziekleven in Nederland. Muziek was van meet af aan zijn grote liefde. Hij studeerde piano bij onder meer Arend Koole en Hans Brandt Buys; van de laatste kreeg hij ook muziektheorie. Na zijn middelbare school studeerde hij klassieke talen in Amsterdam en muziekwetenschappen in Utrecht. In 1937 werd hij assistent-programmeur bij het Concertgebouworkest, waar hij met veel musici en componisten in aanraking kwam.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was aansluiting bij de Kultuurkamer verplicht voor iedereen die op het gebied van kunst en cultuur werkzaam was. Bij het lidmaatschap hoorde een loyaliteitsverklaring aan de bezetter. Flothuis moest om dat lidmaatschap verzoeken omdat hij 'gemengd gehuwd' was; zijn vrouw had een Joodse vader. Dat weigerde hij, en deze weigering in 1942 kostte hem zijn baan. Hij leidde vervolgens een semi-legaal bestaan, bood onderduikers onderdak en organiseerde onder andere concerten waarvan de opbrengsten ten goede kwamen aan het verzet. Als gevolg van verraad zat hij in september 1943 enkele maanden gevangen in Vught en daarna tot mei 1945 in het concentratiekamp Oranienburg. Daar trad hij op als pianist en componeerde hij, als tegenwicht tegen al het lelijke om hem heen. In 2002 ontving hij postuum de Yad Vashem onderscheiding.
Als componist was Flothuis grotendeels autodidact. Zijn debuut beleefde hij in 1939 met de uitvoering van de Vier Morgenstern liederen, door het Concertgebouworkest onder leiding van Eduard van Beinum. Net als zijn tijdgenoten Hans Henkemans, Leon Orthel en Lex van Delden schreef hij in het neoclassicistische idioom dat tussen 1940 en 1970 in Nederland opgeld deed. Hij streefde naar helderheid en evenwicht, zowel in structuur als in instrumentatie. De laatste twintig jaar van zijn leven werd zijn muzikale stijl associatiever en intuïtiever. Hij heeft ruim honderd werken geschreven, in vrijwel elk genre, met uitzondering van opera. Kamermuziek en het lied zijn in zijn oeuvre sterk vertegenwoordigd.
Mozart was en bleef Flothuis' lijfcomponist; aan hem wijdde hij vele artikelen en - in 1969 - zijn proefschrift. Ook vervulde hij jarenlang een sleutelrol in de Nederlandse Mozartvereniging en bij het Zentral-Institut für Mozart-Forschung in Salzburg. Andere favorieten waren Monteverdi, Schubert, Debussy en Boulez.
Na de oorlog werkte Flothuis als bibliothecaris bij het pas opgerichte Donemus en werd hij muziekrecensent bij Het Vrije Volk. In 1953 pakte hij zijn werk bij het Concertgebouw weer op; vanaf 1955 tot 1974 was hij artistiek leider van het orkest. In zijn programmering wilde hij de integratie van oude en nieuwe, van bekende en onbekende muziek tot stand brengen. Hedendaagse muziek kon hem niet altijd boeien, maar hij maakte die desondanks tot een wezenlijk onderdeel van zijn programmering. Zo zette hij zich in voor de muziek van Matthijs Vermeulen.
Van 1974-1982 was Flothuis hoogleraar muziekwetenschappen in Utrecht, waar zijn leeropdracht de periode 1750-1920 omvatte. Hij werkte mee aan de editie van de verzamelde werken van Mozart, Gluck en Debussy. Na zijn emeritaat wijdde hij zich aan het schrijven van boeken en aan componeren. Hij werd inmiddels met recht beschouwd als de 'éminence grise' van het Nederlandse muziekleven. Vele malen onderscheiden, overleed hij op 13 november 2001.
Diet Scholten
Bronnen:
- J. Kiliaan, Marius Flothuis, Amsterdam: Donemus 1999
- Emanuel Overbeeke, ‘Marius Hendrikus Flothuis’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 2002-2003, Leiden 2004, p. 132-139
Selectie van werken
Vier Morgenstern liederen, opus 3 1937-1938 voor sopraan en piano
Vier liederen, opus 3 orkestratie 1939 voor sopraan en orkest
Sonata da camera, opus 17 1943 voor fluit en piano
Pour le tombeau d'Orphée, opus 37 1950 harp solo
Kwartet, opus 44 1952 bekroond met de Prof. Van der Leeuw-prijs
Hymnus, opus 67 1965 voor sopraan en orkest
Sonate, opus 85 1985 voor hobo, hoorn en klavecimbel
Een complete werkenlijst van Marius Flothuis is te vinden op Forbidden Music Regained.